Vertaling van pasa
él/ella pasa
hij/zij/het brengt door
» meer vervoegingen van doorbrengen
él/ella pasa
hij/zij/het verstrijkt
» meer vervoegingen van verstrijken
él/ella pasa
hij/zij/het laat door
» meer vervoegingen van doorlaten
él/ella pasa
hij/zij/het laat door
» meer vervoegingen van doorlaten
él/ella pasa
hij/zij/het slaagt
» meer vervoegingen van slagen
Voorbeelden in zinsverband
¿Qué pasa?
Wat is er aan de hand?
Aquí siempre pasa algo.
Er is altijd iets gaande hier.
A ver qué pasa.
Laten we zien wat er gebeurt.
A ver qué pasa.
Laten we zien wat er gebeurt.
El tiempo pasa muy rápido.
De tijd gaat snel om.
Pasa que no llevo dinero.
Het probleem is dat ik geen geld bij me heb.
Las pasa son uvas resecas.
Rozijnen zijn verschrompelde druiven.
Todo pasa por una razón.
Alles gebeurt om een reden.
Sí, pasa de vez en cuando.
Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.
Mary pasa horas en el baño.
Mary brengt uren in de badkamer door.
El tren pasa cada treinta minutos.
De trein gaat iedere dertig minuten.
—¿Qué pasa? —preguntó el pequeño conejo blanco.
"Wat is er?" vroeg het kleine witte konijn.
Sin embargo puede usted imaginarse qué pasa, probablemente.
Je kunt waarschijnlijk wel raden wat er gaat gebeuren.
Eso es algo que pasa muy a menudo.
Dat is iets dat vrij vaak gebeurt.
—¡Soy Dima! —exclamó— ¿Qué pasa, es que tu identificador de llamadas no funciona?
"Met Dima!" riep Dima uit. "Werkt je nummerherkenning niet of zo?"