Vertaling van pasado
verleden tijd
praeterium
yo he pasado
tú has pasado
él/ella ha pasado
ik heb doorgebracht
jij hebt doorgebracht
hij/zij/het heeft doorgebracht
» meer vervoegingen van doorbrengen
yo he pasado
tú has pasado
él/ella ha pasado
ik heb verstreken
jij hebt verstreken
hij/zij/het heeft verstreken
» meer vervoegingen van verstrijken
yo he pasado
tú has pasado
él/ella ha pasado
ik heb doorgelaten
jij hebt doorgelaten
hij/zij/het heeft doorgelaten
» meer vervoegingen van doorlaten
yo he pasado
tú has pasado
él/ella ha pasado
ik heb doorgelaten
jij hebt doorgelaten
hij/zij/het heeft doorgelaten
» meer vervoegingen van doorlaten
yo he pasado
tú has pasado
él/ella ha pasado
ik ben geslaagd
jij bent geslaagd
hij/zij/het is geslaagd
» meer vervoegingen van slagen
Voorbeelden in zinsverband
Ha pasado mucho tiempo.
Lang niet gezien.
Ha pasado mucho tiempo.
Lang niet gezien.
¿Ha pasado algo?
Is er iets gebeurd?
Ven pasado mañana.
Kom overmorgen.
Juntémonos pasado mañana.
Laten we overmorgen samenkomen.
¿Qué le ha pasado?
Wat is er met hem gebeurd?
¿Qué ha pasado allí exactamente?
Wat is daar precies gebeurd?
Volveré a Australia pasado mañana.
Ik kom overmorgen terug naar Australië.
Me mudé el mes pasado.
Ik verhuisde een maand geleden.
¿Qué hiciste el domingo pasado?
Wat heb je afgelopen zondag gedaan?
El año pasado nevó mucho.
Vorig jaar was er veel sneeuw.
No te preocupes por el pasado.
Maak je geen zorgen over het verleden.
Su padre murió el año pasado.
Zijn vader is vorig jaar overleden.
Dejó de fumar el año pasado.
Hij stopte met roken vorig jaar.
Él cambió de colegio el año pasado.
Hij veranderde van school vorig jaar.