Vertaling van pasaporte

Inhoud:

Spaans
Nederlands
pasaporte [m] (el ~) {zn.}
paspoort  [o]
pas  [m]
¡Perdí mi pasaporte!
Ik ben mijn paspoort kwijt!
¡Perdí mi pasaporte!
Ik ben mijn paspoort kwijt!


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¡Perdí mi pasaporte!

Ik ben mijn paspoort kwijt!

¡Perdí mi pasaporte!

Ik ben mijn paspoort kwijt!

¿Puedo ver su pasaporte?

Mag ik uw paspoort even zien?

¿Puede mostrarme su pasaporte, por favor?

Wilt u me uw paspoort even laten zien alstublieft?

Necesito su pasaporte y tres fotografías.

Ik heb uw paspoort en drie foto's nodig.

¿Puedo ver su pasaporte, por favor?

Mag ik uw paspoort, alstublieft?

Alguien me ha robado el pasaporte.

Iemand heeft mijn paspoort gestolen.

Cuando empieces a parecerte a la foto de tu pasaporte deberías irte de vacaciones.

Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.

Para la solicitud de un nuevo pasaporte hay que ir al ayuntamiento.

Voor het aanvragen van een nieuw paspoort moet je naar het gemeentehuis.