Vertaling van pelo

Inhoud:

Spaans
Nederlands
pelo [m] (el ~) {zn.}
haar  [o]
beharing [v]
haardos [m]
Tiene el pelo seco.
Zij heeft droog haar.
María tiene el pelo largo.
Maria heeft lang haar.
cabello [m] (el ~), pelo [m] (el ~) {zn.}
haar  [m]
Ella tiene el cabello corto.
Ze heeft kort haar.
Me gusta el cabello corto.
Kort haar vind ik leuk.
descortezar, pelar, mondar {ww.}
jassen
schillen 
afpellen

yo pelo
él/ella peló

ik jas
hij/zij/het jaste
» meer vervoegingen van jassen



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Tiene el pelo seco.

Zij heeft droog haar.

Ha faltado un pelo.

Dat scheelde maar een haartje!

María tiene el pelo largo.

Maria heeft lang haar.

¿Me estás tomando el pelo?

Hou je me voor de gek?

Me corté el pelo en la peluquería.

Ik liet mijn haar knippen bij de kapper.

Él se dejó el pelo corto

Hij liet zijn haar kort knippen.

Este hombre joven tiene el pelo azul.

Deze jongeman heeft blauw haar.

Mi abuelo tiene el pelo blanco como la nieve.

Mijn grootvader heeft sneeuwwit haar.

Jane llevaba un lazo amarillo en el pelo.

Jane droeg een gele band in het haar.

Mi pelo es más largo que el de Jane.

Mijn haar is langer dan dat van Jane.

Él se corta el pelo una vez por mes.

Hij knipt zijn haar eens per maand.

La alfombra estaba llena de pelo de gato.

Het tapijt was bedekt met kattenhaar.

Él se corta el pelo una vez al mes.

Hij laat zijn haar eens per maand knippen.

Ellos se parecen en todo menos en el color del pelo.

Ze zien er hetzelfde uit, afgezien van de haarkleur.


Gerelateerd aan pelo

cabello - descortezar - pelar - mondar