Vertaling van profesor
docent
Voorbeelden in zinsverband
Yo también soy profesor.
Ik ben ook leraar.
Yo soy un profesor.
Ik ben professor.
Soy profesor de japonés.
Ik ben een Japanse lerares.
Él es un profesor.
Hij is leraar.
Mi hermano es profesor.
Mijn broer is leraar.
Nuestro profesor lucía sorprendido.
Onze leraar leek verrast te zijn.
Seré tu profesor.
Ik zal jouw leraar zijn.
Sé que tú eres profesor.
Ik weet dat je een leerkracht bent.
Sé que tú eres profesor.
Ik weet dat je een leerkracht bent.
No soy médico, sino profesor.
Ik ben geen dokter, maar een leraar.
¿Cuál es tu profesor favorito?
Wie is jouw lievelingsleraar?
Vino a Berlín de profesor.
Hij kwam naar Berlijn als een leraar.
Él será un buen profesor.
Hij wordt een goede leraar.
No soy médico, soy profesor.
Ik ben geen dokter, maar leraar.
Sueño con convertirme en profesor.
Ik droom ervan een leraar te worden.