Vertaling van reina

Inhoud:

Spaans
Nederlands
reina [v] (la ~) {zn.}
koningin  [v]
vorstin [v]
Que Dios salve la Reina.
God beware de koningin.
¡Que Dios afeite a la Reina!
God schere de koningin!


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Que Dios salve la Reina.

God beware de koningin.

¡Que Dios afeite a la Reina!

God schere de koningin!

La reina vive en el Palacio Buckingham.

De koningin woont in Bukingham Palace.

El pánico reina en el Titanic.

Er heerst paniek op de Titanic.

La reina Elizabeth I falleció en 1603.

Koningin Elizabeth overleed in 1603.