Vertaling van reunir
Inhoud:
Spaans
Nederlands
reunir, unir {ww.}
verenigen
concentrar, reunir {ww.}
concentreren
Apaga la televisión, no me puedo concentrar.
Zet de televisie uit. Ik kan me niet concentreren.
acumular, reunir {ww.}
tassen
opeenstapelen
opstapelen
stapelen
ophopen
opeenhopen
opeenstapelen
opstapelen
stapelen
ophopen
opeenhopen