Vertaling van rostro

Inhoud:

Spaans
Nederlands
cara [v] (la ~), rostro [m] (el ~) {zn.}
gezicht  [o]
aangezicht  [o]
porem
facie
toet [m]
gelaat [o]
Su rostro se puso rojo.
Zijn gezicht werd rood.
Una mirada contenta apareció en su rostro.
Een voldane blik verscheen op zijn gezicht.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Su rostro se puso rojo.

Zijn gezicht werd rood.

Una mirada contenta apareció en su rostro.

Een voldane blik verscheen op zijn gezicht.

Vista desde una distancia, lucía como un rostro humano.

Vanuit de verte gezien zag het eruit als een menselijk gezicht.


Gerelateerd aan rostro

cara