Vertaling van salir

Inhoud:

Spaans
Nederlands
salir {ww.}
uitgaan 
uittreden
uitstijgen
uitstappen
uitlopen
uitkomen 
Preferiría no salir esta noche.
Ik zou beter niet uitgaan vanavond.
salir, apearse {ww.}
uitrijden
salir {ww.}
vertrekken
wegrijden
uitlopen
uitvaren
afrijden
¿Cuándo estarás listo para salir?
Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
Permiso por favor, tengo que salir.
Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
partir, salir, arrancar {ww.}
vertrekken
starten
partir, salir, arrancar {ww.}
weggaan 
op weg gaan
tijgen
opstappen


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Qué podría salir mal?

Wat kan er nou misgaan?

Ella acaba de salir.

Ze is net vertrokken.

Péinate antes de salir.

Kam uw haar voordat ge buiten gaat.

¿Le viste salir?

Hebt ge hem zien buitengaan?

No tengo ganas de salir.

Ik heb geen zin om uit te gaan.

No necesitas salir ya mismo.

Je hoeft niet meteen te gaan.

Hoy tengo ganas de salir.

Ik heb zin om uit te gaan vandaag.

Preferiría salir que quedarme adentro.

Ik zou liever buiten gaan dan binnen te blijven.

Preferiría no salir esta noche.

Ik zou beter niet uitgaan vanavond.

No quiero salir esta tarde.

Ik wil deze namiddag niet buiten gaan.

¿Cuándo estarás listo para salir?

Wanneer ben je klaar om te vertrekken?

Estoy a punto de salir.

Ik sta op het punt uit te gaan.

Permiso por favor, tengo que salir.

Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.

Me daba vergüenza salir con ropa vieja.

Ik was beschaamd om in oude kleren uit te gaan.

Tengo que afeitarme antes de salir.

Ik moet mij scheren voor mijn vertrek.


Gerelateerd aan salir

apearse - partir - arrancar