Vertaling van sol

Inhoud:

Spaans
Nederlands
sol [m] (el ~) {zn.}
zon  [v]
Hoy hace sol.
Vandaag schijnt de zon.
El Sol tiene nueve planetas.
De zon heeft negen planeten.
sol [m] (el ~) {zn.}
sol


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Hoy hace sol.

Vandaag schijnt de zon.

Nada nuevo bajo el sol.

Niets nieuws onder de zon.

El sol está saliendo ya.

De zon komt nu op.

Él lleva gafas de sol.

Hij draagt een zonnebril.

Ella lleva gafas de sol.

Ze draagt een zonnebril.

El Sol tiene nueve planetas.

De zon heeft negen planeten.

El sol no brilla siempre.

De zon schijnt niet altijd.

En Italia siempre hace sol.

Het is altijd zonnig in Italië.

Eres mi rayo de sol.

Ge zijt mijn zonnetje.

El sol ya está saliendo.

De zon gaat al op.

No hay nada nuevo bajo el sol.

Er is niets nieuws onder de zon.

El sol en el horizonte es maravilloso.

De zon aan de horizon is prachtig.

Si no hubiera sol, no podriamos vivir.

Zonder zon zouden we niet kunnen leven.

Hay muchas estrellas más grandes que nuestro sol.

Er zijn veel sterren die groter zijn dan onze zon.

Hay muchas estrellas más grandes que nuestro sol.

Er zijn veel sterren die groter zijn dan onze zon.