Vertaling van temporada

Inhoud:

Spaans
Nederlands
estación [v] (la ~), temporada [v] (la ~), temporado {zn.}
seizoen 
jaargetijde 
jaargetij [o]
El verano es la estación que más me gusta.
De zomer is mijn favoriete seizoen.


Gerelateerd aan temporada

estación - temporado