Vertaling van tránsito

Inhoud:

Spaans
Nederlands
tránsito [m] (el ~) {zn.}
transit 
doorvoer [m]
tráfico [m] (el ~), tránsito [m] (el ~), circulación [v] (la ~) {zn.}
verkeer
passage  [v]
No me agrada el tráfico.
Ik hou niet van het verkeer.
Deberíamos llegar si no hay demasiado tráfico.
We zouden er moeten geraken als er niet te veel verkeer is.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Debemos prestar atención a la señales de tránsito.

We moeten op het stoplicht letten.

Mucha gente de edad muere en accidentes de tránsito cada año.

Jaarlijks sterven er veel oude mensen in verkeersongevallen.

La niña salió herida de gravedad en el accidente de tránsito.

Het meisje was zwaar verwond in het verkeersongeluk.


Gerelateerd aan tránsito

tráfico - circulación