Vertaling van una vez

Inhoud:

Spaans
Nederlands
una vez {bw.}
eenmaal 
eens
één keer
en algún tiempo, una vez {bw.}
eenmaal 
eens
ooit
weleens


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Lo conocí una vez.

Ik heb hem een keer ontmoet.

Una vez estuve en Kioto.

Ik ben een keer in Kioto geweest.

Una vez quise ser astrofísico.

Ooit wilde ik astrofysicus worden.

Ellos comen carne una vez por semana.

Ze eten een keer per week vlees.

Una vez trabajé en un restaurante.

Ik heb ooit in een restaurant gewerkt.

Sólo se es joven una vez.

We zijn maar eenmaal jong.

Juntémonos aquí una vez a la semana.

Laten we hier een keer per week vergaderen.

Deja que lo diga solo una vez.

Laat het me één keer zeggen.

Yo nado una vez a la semana.

Ik zwem één keer per week.

Por desgracia, mi cumpleaños sólo ocurre una vez al año.

Helaas ben ik maar één keer per jaar jarig.

¿Puedes decirme una vez más tu nombre, por favor?

Kan je me je naam alsjeblieft nog een keer zeggen?

Vale la pena leer estos libros al menos una vez.

Het is de moeite waard om deze boeken minstens eenmaal te lezen.

El riega el jardín una vez a la semana.

Hij sproeit de tuin eenmaal per week.

Él se corta el pelo una vez por mes.

Hij knipt zijn haar eens per maand.

Ella almuerza con su padre una vez al mes.

Een keer per maand luncht zij met haar vader.


Gerelateerd aan una vez

en algún tiempo