Vertaling van usar
beschikken over
Voorbeelden in zinsverband
¿Puedo usar este lápiz?
Mag ik dit potlood gebruiken?
¿Puedo usar esta bicicleta?
Mag ik deze fiets gebruiken?
¿Puedo usar tu lápiz?
Mag ik jouw potlood gebruiken?
¿Puedo usar esto?
Mag ik dit gebruiken?
¿Puedo usar el baño?
Mag ik van uw wc gebruikmaken?
¿Puedo usar su baño?
Mag ik van uw wc gebruikmaken?
¿Quieres usar el mío?
Wil je de mijne gebruiken?
¿Puedo usar tu teléfono?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
¿Puedo usar su teléfono?
Mag ik je telefoon gebruiken?
¿Puedo usar tu teléfono?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Puedes usar mi diccionario siempre.
Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.
¿Puedo usar su baño, por favor?
Mag ik van uw wc gebruikmaken?
No me gusta usar calzado sin calcetines.
Ik hou er niet van schoenen zonder sokken te dragen.
¿Puedo usar un poco tu diccionario?
Mag ik je woordenboek even gebruiken?
Sólo ella puede usar el ordenador.
Alleen zij kan de computer gebruiken.