Vertaling van usted
Inhoud:
Spaans
Nederlands
Voorbeelden in zinsverband
Spaans
Nederlands
Usted primero.
Gij eerst.
¿Habla usted italiano?
Spreek je Italiaans?
¿Dónde vive usted ahora?
Waar woont u nu?
¿Usted tiene hambre?
Heeft u honger?
¿Quién es usted?
Wie zijt gij?
¿Podría usted ayudarme?
Kunt u me helpen?
Usted me entiende.
Jij begrijpt me.
¿Usted vive en Sasayama?
Woon je in Sasayama?
Perdone, ¿habla usted inglés?
Excuseer, spreekt u Engels?
¿Cuántas flores compró usted?
Hoeveel bloemen heb je gekocht?
¿Qué número calza usted?
Welke schoenmaat heeft u?
¿Oyó usted eso?
Heeft u dat gehoord?
¿Sabe usted dónde nació?
Weet jij waar ze geboren is?
¿Está usted molesto?
Voel je je ongemakkelijk?
¿Tiene usted algo que declarar?
Hebt u nog iets aan te geven?