Vertaling van vacaciones

Inhoud:

Spaans
Nederlands
vacaciones [v] (la ~) {zn.}
vakantie  [v]
Voy a tomar vacaciones el próximo mes.
Ik neem vakantie volgende maand.
Las vacaciones están a punto de terminar.
De vakantie is bijna om.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Disfruta leer novelas en vacaciones.

Hij leest graag romans op vakantie.

Las vacaciones de verano terminaron.

De zomervakantie is voorbij.

Las vacaciones de verano llegarán pronto.

Het is bijna zomervakantie.

Tuvimos unas maravillosas vacaciones en Suecia.

We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.

Voy a tomar vacaciones el próximo mes.

Ik neem vakantie volgende maand.

Las vacaciones están a punto de terminar.

De vakantie is bijna om.

¿Cuándo comienzan tus vacaciones de verano?

Wanneer begint je zomervakantie?

Él le deseó a ella unas felices vacaciones.

Hij wenste haar vrolijke feesten toe.

Estoy deseando que lleguen las vacaciones de verano.

Ik kijk uit naar de zomervakantie.

Cuando ellos estaban de vacaciones, sus vecinos cuidaron al perro.

Toen ze op vakantie waren zorgden hun buren voor de hond.

Cuando ellos estaban de vacaciones, sus vecinos cuidaron al perro.

Toen ze op vakantie waren zorgden hun buren voor de hond.

Luego de muchos debates, decidimos pasar nuestras vacaciones en España.

Na veel overleg beslisten we onze vakantie in Spanje door te brengen.

Voy a trabajar en las vacaciones de primavera.

Ik ga werken tijdens de krokusvakantie.

Tenemos los exámenes justo después de las vacaciones de verano.

We hebben examens, meteen na de zomervakantie.

Los exámenes tocan justo después de las vacaciones de verano.

Examens zijn meteen na de zomervakantie.