Vertaling van vosotros

Inhoud:

Spaans
Nederlands
usted, ustedes, , vosotras, vosotros {pers. vnw.}
u 
je
jij 
ge
gij
jullie
gijlieden
gijlui
gelui
jelui
jou


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Bien, gracias, ¿y vosotros?

Goed, dank u. En met u?

Vosotros sois doctores.

Jullie zijn dokters.

Conoceos a vosotros mismos.

Ken jezelf.

Y vosotros, ¿cómo estáis?

En met jou, hoe gaat het met jou?

¿Dónde vivís vosotros?

Waar wonen jullie allemaal?

Nosotros dos sabemos que vosotros dos mentís.

Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.


Gerelateerd aan vosotros

usted - ustedes - - vosotras