Vertaling van adresse

Inhoud:

Frans
Nederlands
adresse [v] (l' ~), suscription {zn.}
adres  [o] (het ~)
Je connais son adresse.
Ik ken haar adres.
Je lui ai remis mon adresse.
Ik gaf hem mijn adres.
adresse [v] (l' ~), habileté [v] (la ~) {zn.}
slag  [m]
vlugheid [v]
handigheid [v]
vaardigheid [v]
bedrevenheid [v]
adresser, envoyer {ww.}
sturen
verzenden
opzenden
zenden
opsturen
doen toekomen

j'adresse
il/elle adresse

ik stuur
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen

Nous devrions envoyer Jordan à l'hôpital.
We zouden Jordan naar het ziekenhuis moeten sturen.
Je lui ai demandé de nous envoyer le livre.
Ik heb hem gevraagd ons het boek op te sturen.
adresser, mettre l'adresse {ww.}
adresseren 

j'adresse
il/elle adresse

ik adresseer
hij/zij/het adresseert
» meer vervoegingen van adresseren



Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Je connais son adresse.

Ik ken haar adres.

Je lui ai remis mon adresse.

Ik gaf hem mijn adres.

Si je connaissais son adresse, je lui écrirais.

Ik zou hem schrijven als ik zijn adres wist.

Je ne connais pas encore mon adresse, je vais habiter un temps chez mon amie.

Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriendin wonen.

Je pense qu'il est temps pour moi de prendre une nouvelle adresse électronique.

Ik denk dat het tijd is dat ik een nieuw e-mailadres aanmaak.

Veux-tu me donner ton adresse de courriel?

Kan ik je emailadres krijgen?


Gerelateerd aan adresse

suscription - habileté - adresser - envoyer - mettre l'adresse