Vertaling van adresse
verzenden
opzenden
zenden
opsturen
doen toekomen
j'adresse
il/elle adresse
ik stuur
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen
j'adresse
il/elle adresse
ik adresseer
hij/zij/het adresseert
» meer vervoegingen van adresseren
Voorbeelden in zinsverband
Je connais son adresse.
Ik ken haar adres.
Je lui ai remis mon adresse.
Ik gaf hem mijn adres.
Si je connaissais son adresse, je lui écrirais.
Ik zou hem schrijven als ik zijn adres wist.
Je ne connais pas encore mon adresse, je vais habiter un temps chez mon amie.
Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriendin wonen.
Je pense qu'il est temps pour moi de prendre une nouvelle adresse électronique.
Ik denk dat het tijd is dat ik een nieuw e-mailadres aanmaak.
Veux-tu me donner ton adresse de courriel?
Kan ik je emailadres krijgen?