Vertaling van aller
Inhoud:
Frans
Nederlands
aller, se porter {ww.}
het maken
gesteld zijn
gesteld zijn
Je devrais y aller.
Ik moet gaan.
Je dois aller dormir.
Ik moet gaan slapen.
Voorbeelden in zinsverband
Frans
Nederlands
J’adore aller au cinéma.
Ik ga graag naar de bioscoop.
Je dois aller dormir.
Ik moet naar bed.
Je devrais y aller.
Ik moet gaan.
Je dois aller dormir.
Ik moet gaan slapen.
Où veux-tu aller ?
Waar wilt ge naartoe?
Laisse-moi y aller !
Laat me los!
Je vais y aller.
Ik ga.
On ferait mieux d'y aller.
We kunnen beter gaan.
Sawako veut aller en France.
Sawako wil naar Frankrijk.
Je veux aller à l'étranger.
Ik wil naar het buitenland.
Puis-je aller chez moi ?
Mag ik naar huis gaan?
Nous devons aller à l'école.
Wij moeten naar school gaan.
Vous devriez aller au lit.
Ge zoudt beter slapen.
Tu préfères aller au lit.
Jij verkiest om naar bed te gaan.
Je veux aller au Japon.
Ik wil naar Japan gaan.