Vertaling van appareil

Inhoud:

Frans
Nederlands
appareil [m] (l' ~) {zn.}
hulpmiddel (het ~)
toestel
apparaat  [o]


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Je cherche mon appareil photo.

Ik zoek mijn camera.

Comment marche cet appareil photo ?

Hoe werkt deze camera?

As-tu un appareil photo ?

Hebt ge een fototoestel?

As-tu vu mon appareil photo ?

Heb je mijn fototoestel gezien?

Papa m'a acheté un appareil photo.

Papa heeft een fototoestel voor me gekocht.

Elle lui a acheté un appareil photo.

Ze heeft hem een fototoestel gekocht.

Je vais acheter un appareil photo pour ma fille.

Ik ga een camera voor mijn dochter kopen.

Sais-tu où il a acheté son appareil photo ?

Weet je waar hij zijn fototoestel gekocht heeft?

Pouvez-vous me recommander un bon appareil photo ?

Kunt u mij een goed fototoestel aanraden?