Vertaling van approche
Inhoud:
Frans
Nederlands
approche , abord {zn.}
nadering
approcher, rapprocher {ww.}
dicht bij elkaar brengen
approché, approximatif, ungefähr {bn.}
benaderend
globaal
globaal
Voorbeelden in zinsverband
Frans
Nederlands
Noël approche.
Kerstmis komt eraan.
Noël approche.
Het is bijna kerst.
Le printemps approche.
De lente komt.