Vertaling van assuré

Inhoud:

Frans
Nederlands
certain, sûr, assuré {bn.}
gewis
stellig
zeker 
vast
vaststaand
verzekerd
wis
assurer, certifier, garantir {ww.}
verzekeren
betuigen

j'assure
il/elle assure

ik verzeker
hij/zij/het verzekert
» meer vervoegingen van verzekeren

assurer {ww.}
veilig stellen
verzekeren
assureren

j'assure
il/elle assure

ik verzeker
hij/zij/het verzekert
» meer vervoegingen van verzekeren

assurer, abriter {ww.}
vrijwaren
in veiligheid brengen
veilig stellen
beveiligen 

j'assure
il/elle assure

ik vrijwaar
hij/zij/het vrijwaart
» meer vervoegingen van vrijwaren

assurer, cautionner, garantir {ww.}
waarborgen
garanderen
sponsoren
borg staan voor

j'assure
il/elle assure

ik waarborg
hij/zij/het waarborgt
» meer vervoegingen van waarborgen

accomplir, assurer, remplir, réaliser {ww.}
voltrekken
vervullen
verrichten
uitvoeren 
naleven
nakomen

j'assure
il/elle assure

ik voltrek
hij/zij/het voltrekt
» meer vervoegingen van voltrekken

assurer, garantir, protéger, abriter {ww.}
beschermen 
behoeden

j'assure
il/elle assure

ik bescherm
hij/zij/het beschermt
» meer vervoegingen van beschermen

Tu dois protéger ta famille.
Je moet je gezin beschermen.
On doit mettre un casque pour se protéger la tête.
Men moet een helm opzetten om het hoofd te beschermen.
assurer, promettre {ww.}
verzeggen
toezeggen
uitloven
beloven 

j'assure
il/elle assure

ik verzeg
hij/zij/het verzegt
» meer vervoegingen van verzeggen



Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Es-tu assuré?

Ben je verzekerd?

Un revenu assuré est une chose importante pour moi.

Een vast inkomen is een belangrijk iets voor mij.


Gerelateerd aan assuré

certain - sûr - assurer - certifier - garantir - abriter - cautionner - accomplir - remplir - réaliser - protéger - promettre