Vertaling van avoir
Voorbeelden in zinsverband
J'aimerais avoir ta photo.
Ik zou graag een foto van je willen.
Il affirma avoir vu l'accident.
Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.
Je voudrais avoir un chat.
Ik zou graag een kat hebben.
Puis-je avoir un sac en papier ?
Mag ik een papieren tas?
Commencer, c'est avoir à moitié fini.
Een goed begin is het halve werk.
J'aimerais avoir quelque chose à boire.
Ik zou graag iets te drinken hebben.
Marie et moi prévoyons avoir deux enfants.
Mary en ik zijn van plan twee kinderen te krijgen.
Nancy ne peut pas avoir menti.
Nancy kon niet hebben gelogen.
Il doit y avoir un moyen.
Er moet een manier zijn.
Tu ne dois pas avoir honte.
Je hoeft je niet te schamen.
Il semble avoir vécu en Espagne.
Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.
Le garçon nia avoir volé le vélo.
De jongen ontkende de fiets gestolen te hebben.
Vous pouvez avoir ce livre gratuitement.
Je mag dit boek gratis hebben.
Je regrette de lui avoir dit cela.
Ik heb er spijt van dat ik dat tegen hem heb gezegd.
Il semble avoir quitté le pays.
Hij lijkt het land verlaten te hebben.