Vertaling van avoir peur
Inhoud:
Frans
Nederlands
avoir peur, craindre, redouter {ww.}
vrezen
terugschrikken voor
duchten
schromen
bang zijn voor
terugschrikken voor
duchten
schromen
bang zijn voor
Ne crains rien car il n'y a rien à craindre.
Vrees niet, want er is niets te vrezen.
Voorbeelden in zinsverband
Frans
Nederlands
Il n'y a pas de quoi avoir peur.
Er is niks om bang voor te zijn.
Il n'y a pas de quoi avoir peur.
Er is niks om bang voor te zijn.
Elle commença à avoir peur lorsqu'elle remarqua l'homme qui la suivait.
Ze werd bang toen ze de man opmerkte die haar volgde.
Tu ne dois pas avoir peur de faire des erreurs lorsque tu apprends une langue.
Je mag niet bang zijn om fouten te maken als je een vreemde taal leert.
Tu ne dois pas avoir peur de faire des erreurs lorsque tu apprends une langue.
Heb geen schrik om fouten te maken, als ge een taal leert.