Vertaling van bateau

Inhoud:

Frans
Nederlands
bateau [m] (le ~), barque [v] (la ~) {zn.}
boot  [m]
schuit  [v]
Vous pouvez louer un bateau à l'heure.
Je kan een boot per uur huren.
Je vis un bateau en amont du pont.
Ik zag een boot stroomopwaarts van de brug.
bateau [m] (le ~), navire [m] (le ~) {zn.}
schip  [o]
boot  [m]
vaartuig
Ohé, du bateau !
Schip ahoi!
Le bateau coule.
Het schip zinkt!


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Ohé, du bateau !

Schip ahoi!

Le bateau coule.

Het schip zinkt!

Le bateau coule !

Het schip zinkt!

Vous pouvez louer un bateau à l'heure.

Je kan een boot per uur huren.

Le bateau transporte des matières premières d’Indonésie.

Het schip vervoert grondstoffen vanuit Indonesië.

Il est à bord du bateau.

Hij is aan boord van het schip.

On a vu un autre bateau loin en tête.

We zagen nog een schip in de verte.

Je vis un bateau en amont du pont.

Ik zag een boot stroomopwaarts van de brug.

Je veux un bateau qui m'emmènera loin d'ici.

Ik wil een boot die me hier ver vandaan zal brengen.


Gerelateerd aan bateau

barque - navire