Vertaling van blessé

Inhoud:

Frans
Nederlands
blessé {bn.}
aangeschoten 
blesser, abîmer, amocher, faire mal, froisser {ww.}
pijn doen
pijn veroorzaken
bezeren

je blesse
il/elle blesse

ik bezeer
hij/zij/het bezeert
» meer vervoegingen van bezeren

blesser {ww.}
wonden
verwonden
kwetsen

je blesse
il/elle blesse

ik wond
hij/zij/het wondt
» meer vervoegingen van wonden



Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Personne n'a été blessé.

Niemand was gewond.

Le soldat fut blessé à la jambe.

De soldaat was gewond aan het been.

Le soldat blessé pouvait à peine marcher.

De gewonde soldaat kon amper lopen.

L'homme grièvement blessé était mort à son arrivée à l'hôpital.

De zwaargewonde man was al gestorven bij aankomst in het ziekenhuis.


Gerelateerd aan blessé

blesser - abîmer - amocher - faire mal - froisser