Vertaling van brûlé

Inhoud:

Frans
Nederlands
brûlé {bn.}
aangebrand 
brûler, être en feu {ww.}
gloeien 
blaken

je brûle
il/elle brûle

ik gloei
hij/zij/het gloeit
» meer vervoegingen van gloeien

brûler {ww.}
branden 
aan zijn

je brûle
il/elle brûle

ik brand
hij/zij/het brandt
» meer vervoegingen van branden

Avec ces yeux, je verrai brûler les montagnes.
Met deze ogen zal ik bergen zien branden.
incinérer, brûler {ww.}
verbranden
verassen

je brûle
il/elle brûle

ik verbrand
hij/zij/het verbrandt
» meer vervoegingen van verbranden



Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Notre école a brûlé.

Onze school is afgebrand.

Je me suis brûlé avec de l'eau bouillante.

Ik heb mezelf verbrand aan kokend water.

La pomme de terre était si chaude que je m'en suis brûlé la bouche.

De aardappel was zo heet dat het mijn mond verbrandde.


Gerelateerd aan brûlé

brûler - être en feu - incinérer