Vertaling van chapeau

Inhoud:

Frans
Nederlands
chapeau [m] (le ~) {zn.}
hoed [m]
Elle porte un chapeau.
Ze draagt een hoed.
Il porte un chapeau.
Hij heeft een hoed op.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Il porte un chapeau.

Hij heeft een hoed op.

Elle porte un chapeau.

Ze draagt een hoed.

J'ôte mon chapeau.

Ik zet mijn hoed af.

Mets ton chapeau.

Doe je muts op.

Je n'aime pas ce chapeau.

Ik hou niet van die hoed.

Son chapeau était très drôle.

Zijn hoed zag er heel grappig uit.

Il achète un vieux chapeau.

Hij koopt een oude hoed.

Il ne retrouve pas son chapeau.

Hij kan zijn hoed niet vinden.

Ce chapeau est trop petit pour toi.

Deze hoed is te klein voor jou.

Elle porte le même chapeau depuis un mois

Ze draagt nu al een maand dezelfde hoed.

Il y a un chapeau melon sur la table.

Op de tafel ligt een bolhoed.

Je suis très attaché à ce vieux chapeau de paille.

Ik ben erg gehecht aan deze oude strooien hoed.