Vertaling van cheveux
Voorbeelden in zinsverband
J'aime les cheveux courts.
Kort haar vind ik leuk.
Maria a de longs cheveux.
Maria heeft lang haar.
Ses cheveux sont devenus blancs.
Zijn haar is wit geworden.
Ses cheveux sont très courts.
Haar haar is heel kort.
Elle a les cheveux courts.
Ze heeft kort haar.
Ce jeune à les cheveux bleus.
Deze jongeman heeft blauw haar.
Ils ont la peau marron et les cheveux noirs.
Ze hebben bruine huid en zwart haar.
Mon grand-père a des cheveux blancs comme neige.
Mijn grootvader heeft sneeuwwit haar.
Je me suis fait couper les cheveux chez un barbier.
Ik liet mijn haar knippen bij de kapper.
Jane avait un ruban jaune dans les cheveux.
Jane droeg een gele band in het haar.
Mes cheveux sont plus longs que ceux de Jane.
Mijn haar is langer dan dat van Jane.
Je dois bientôt me faire couper les cheveux.
Ik moet mijn haar binnenkort laten knippen.
Il se fait couper les cheveux une fois par mois.
Hij knipt zijn haar eens per maand.
Ma mère m'a coupé les cheveux trop courts.
Mijn moeder heeft mijn haar te kort geknipt.
Je ne me lave pas les cheveux le matin.
's Morgens was ik mijn haar niet met shampoo.