Vertaling van chez

Inhoud:

Frans
Nederlands
chez, parmi, tous près de, au bord de, sur {vz.}
aan 
bij 
ten huize van


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Passons chez lui.

Laten we even bij hem aanwippen.

Puis-je aller chez moi ?

Mag ik naar huis gaan?

Rester chez soi est ennuyeux.

Het is saai om thuis te blijven.

J'ai été chez le barbier.

Ik ben naar de kapper geweest.

Vous n'êtes jamais chez vous.

Je bent nooit thuis.

Vous habitez chez vos parents ?

Woont ge bij uw ouders?

Oh, tu as été chez le coiffeur !

Ach, je bent naar de kapper geweest.

Je l'ai rencontré en rentrant chez moi.

Ik ontmoette hem op weg naar huis.

Je dois me rendre chez moi.

Ik moet naar huis gaan.

Malheureusement, mon père n'est pas chez lui.

Helaas, mijn vader is niet thuis.

Je serai chez moi en matinée.

Ik zal 's morgens thuis zijn.

Il est presque toujours chez lui.

Hij is bijna altijd thuis.

On boit beaucoup de bière, chez moi.

Bij mij thuis drinken we veel bier.

Il est toujours chez lui le lundi.

Op maandag is hij altijd thuis.

Elle était impatiente de rentrer chez elle.

Ze wilde graag naar huis.


Gerelateerd aan chez

parmi - tous près de - au bord de - sur