Vertaling van demeure

Inhoud:

Frans
Nederlands
demeure [v] (la ~), domicile [m] (le ~), gîte [m] (le ~), habitation [v] (la ~), logement [m] (le ~), logis [m] (le ~) {zn.}
onderkomen [o]
kwartier  [o]
logies [o]
woning  [v]
demeurer, habiter, loger {ww.}
wonen 
huizen
resideren
gevestigd zijn

je demeure
il/elle demeure

ik woon
hij/zij/het woont
» meer vervoegingen van wonen

J'aimerais habiter en France.
Ik zou graag in Frankrijk wonen.
Je ne connais pas encore mon adresse, je vais habiter un temps chez mon amie.
Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriendin wonen.
demeurer {ww.}
verwijlen
wijlen
vertoeven
verblijf houden
resideren
plakken 

je demeure
il/elle demeure

ik verwijl
hij/zij/het verwijlt
» meer vervoegingen van verwijlen



Gerelateerd aan demeure

domicile - gîte - habitation - logement - logis - demeurer - habiter - loger