Vertaling van devenir
Voorbeelden in zinsverband
Qu'allons-nous devenir ?
Wat gaan we worden?
Ils veulent devenir riches.
Zij willen rijk worden.
Je veux devenir magicien.
Ik wil een tovenaar zijn.
Elle rêve de devenir infirmière.
Het is haar droom verpleegster te worden.
Je rêve de devenir enseignante.
Ik droom ervan een leraar te worden.
Devenir pâtissier était un rêve d'enfant.
Ik droomde er al van jongs af aan van om banketbakker te worden.
Un hameau grandit jusqu'à devenir une métropole.
Een klein dorp groeide uit tot een grote stad.
Je pense que Marie veut devenir professeur.
Mary wil lerares worden.
Il a dit: "je veux devenir scientifique".
Hij zei: "Ik wil wetenschapper worden."
Son but dans la vie était de devenir musicien.
Zijn levensdoel was muzikant worden.
Un petit feu de forêt peut facilement se répandre et rapidement devenir un grand incendie.
Een klein bosbrandje kan zich makkelijk verspreiden en snel een grote vuurzee worden.