Vertaling van dominer
Inhoud:
Frans
Nederlands
dominer {ww.}
overheersen
uitschitteren
domineren
uitschitteren
domineren
dominer, dépasser, maitriser, surmonter {ww.}
voorbijstreven
uitmunten
te boven gaan
uitblinken
overtreffen
uitmunten
te boven gaan
uitblinken
overtreffen