Vertaling van donner

Inhoud:

Frans
Nederlands
donner, heurter {ww.}
geduwd worden
zich stoten
aanbotsen
donner, passer {ww.}
verdrijven
aanreiken 
doorbrengen
aangeven 
donner, passer, abouler, bailler {ww.}
geven 
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen
aangeven 
Je suis allé donner mon sang aujourd'hui.
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
Je veux donner une plante à maman.
Ik wil een plant aan mama geven.
descendre, donner, aboutir, sorter {ww.}
uittreden
uitstijgen
uitstappen
uitlopen
uitkomen 
uitgaan 
allumer, tourner, ouvrir, mettre le contact, tourner l'interrupteur, donner, mettre en circuit, mettre en marche, brancher {ww.}
inschakelen
schakelen
aandraaien 
aansteken 
aandoen


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Je suis allé donner mon sang aujourd'hui.

Ik ben vandaag bloed wezen geven.

Je veux donner une plante à maman.

Ik wil een plant aan mama geven.

Il a refusé de leur donner les informations.

Hij weigerde hen de informatie te geven.

S’il vous plaît, pouvez-vous me donner votre nom ?

Vertel me alsjeblieft je naam.

Je n'arrive pas à croire que tu vas donner tout ton argent.

Ik kan niet geloven dat je al je geld gaat weggeven.

Si tu veux m'épouser, tu dois te mettre à genoux et me donner une bague.

Als je met me wilt trouwen zul je op de knieën moeten en me een ring moeten geven.

Veux-tu me donner ton adresse de courriel?

Kan ik je emailadres krijgen?