Vertaling van dormir

Inhoud:

Frans
Nederlands
dormir {ww.}
slapen
pitten
maffen
Va dormir !
Ga slapen.
Je dois aller dormir.
Ik moet gaan slapen.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Va dormir !

Ga slapen.

Je ne pouvais dormir.

Ik kon niet slapen.

Tu devrais dormir.

Je zou moeten slapen.

Je dois aller dormir.

Ik moet naar bed.

Je dois aller dormir.

Ik moet gaan slapen.

Je voudrais dormir.

Ik wil slapen.

J'essaye de dormir.

Ik probeer te slapen.

Je veux dormir un peu plus longtemps.

Ik wil nog wat langer slapen.

C'est super de dormir sur un tapis.

Op een tapijt slapen is geweldig.

Il va dormir en laissant la lumière.

Hij gaat slapen met het licht aan.

Le chat est en train de dormir sur la table.

De kat slaapt op tafel.

Comme il était déjà tard, je suis allée dormir.

Omdat het al laat was ging ik naar bed.

Ferme la lumière, je n'arrive pas à dormir.

Doe het licht uit. Ik kan niet in slaap komen.

Il ne pouvait pas dormir à cause de la chaleur.

Hij kon vanwege de hitte niet slapen.

Nous ne pouvons pas dormir à cause du bruit.

We kunnen niet slapen vanwege het lawaai.