Vertaling van déjeuner

Inhoud:

Frans
Nederlands
déjeuner [m] (le ~), dîner [m] (le ~) {zn.}
lunch
middageten  [o]
noenmaal [o]
middagmaal [o]
Mère nous prépara à déjeuner.
Moeder maakte ons middageten klaar.
Nous regardâmes la télévision après le déjeuner.
Na het middageten keken we tv.
déjeuner, manger {ww.}
eten 
nuttigen
vreten
gebruiken 
bikken 
Puis-je manger ?
Kan ik eten?
Quand pouvons-nous manger ?
Wanneer kunnen we eten?
déjeuner {ww.}
dineren


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Mère nous prépara à déjeuner.

Moeder maakte ons middageten klaar.

Le petit-déjeuner est prêt.

Het ontbijt is klaar.

J'ai mangé un déjeuner rapide.

Ik heb snel geluncht.

Je veux prendre mon petit déjeuner.

Ik wil mijn ontbijt.

As-tu du pain pour déjeuner ?

Eet je brood tussen de middag?

Que voulez-vous pour le petit-déjeuner ?

Wat wilt u voor het ontbijt?

Le petit-déjeuner est-il prêt ?

Is het ontbijt klaar?

J'ai déjà mangé mon petit déjeuner.

Ik heb al ontbeten.

Je prévois de déjeuner avec lui.

Ik ben van plan samen met hem te lunchen.

Nous regardâmes la télévision après le déjeuner.

Na het middageten keken we tv.

Je viens de manger mon petit déjeuner.

Ik heb zojuist ontbeten.

Je viens juste de finir de déjeuner.

Ik heb zojuist geluncht.

J'ai déjà mangé mon petit déjeuner.

Ik heb al ontbeten.

Peux-tu te contenter de sandwiches pour déjeuner ?

Zou je boterhammen kunnen maken voor de lunch?

Nous avons mangé des sandwichs pour le petit-déjeuner.

We aten sandwichen als ontbijt.


Gerelateerd aan déjeuner

synoniemen

dîner - manger