Vertaling van fabriquer

Inhoud:

Frans
Nederlands
fabriquer {ww.}
vervaardigen
maken 
aanmaken 
fabriceren 
construire, fabriquer, faire, opérer, poser {ww.}
doen 
maken 
uitvoeren 
uitrichten
uitbrengen
bedrijven 
aanmaken 
Il est préférable de ne rien faire que de faire quelque chose de médiocre.
Beter niets doen, dan een fout te maken.
Que dois-je faire ?
Wat moet ik doen?


Gerelateerd aan fabriquer

construire - faire - opérer - poser