Vertaling van finir

Inhoud:

Frans
Nederlands
finir, prendre fin, se terminer {ww.}
uitraken
verlopen
uitlopen
uitgaan 
ophouden
eindigen
aflopen 
cesser, finir, terminer {ww.}
voleindigen
uitmaken 
besluiten 
beëindigen
afsluiten 
afmaken 


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Je viens de finir mes devoirs.

Ik heb zojuist mijn huiswerk afgemaakt.

Je viens juste de finir de déjeuner.

Ik heb zojuist geluncht.

Je viens de finir de manger.

Ik ben net klaar met eten.

Cela m'a pris cinq heures pour finir le travail.

Ik deed er vijf uur over om het werk af te werken.

Je viens de finir de lire le livre.

Ik heb het boek net uitgelezen.

Finir le rapport pour demain est à peu près impossible.

Het is vrijwel onmogelijk om het verslag morgen af te hebben.


Gerelateerd aan finir

prendre fin - se terminer - cesser - terminer