Vertaling van fleur

Inhoud:

Frans
Nederlands
fleur [v] (la ~) {zn.}
bloem  [v]
Les abeilles volent de fleur en fleur.
Bijen vliegen van bloem tot bloem.
Cette fleur sent bon.
Deze bloem ruikt lekker.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Les abeilles volent de fleur en fleur.

Bijen vliegen van bloem tot bloem.

Cette fleur sent bon.

Deze bloem ruikt lekker.

Nous devons arroser la fleur.

We moeten de bloem water geven.

Cette fleur exhale un parfum entêtant.

Die bloem ruikt sterk.