Vertaling van forcer
Inhoud:
Frans
Nederlands
forcer {ww.}
murw maken
forcer {ww.}
in kassen kweken
accélerer, hâter, presser, précipiter, forcer, faire progresser, favoriser, encourager {ww.}
bevorderen
aanmoedigen
versnellen
verhaasten
bespoedigen
accelereren
bijdragen
stimuleren
aanmoedigen
versnellen
verhaasten
bespoedigen
accelereren
bijdragen
stimuleren
Voorbeelden in zinsverband
Frans
Nederlands
Vous ne pouvez pas me forcer à faire quelque chose que je ne veux pas faire.
Je kan me niet dwingen iets te doen wat ik niet wil.
Tu ne peux pas me forcer à faire quoi que ce soit que je ne veux pas faire.
Je kan me niets laten doen dat ik niet wil doen.