Vertaling van froid
Voorbeelden in zinsverband
J'ai froid.
Ik heb het koud.
Il fait assez froid.
Het is vrij koud.
N'avez-vous pas froid ?
Hebt ge het niet koud?
Le café est froid.
De koffie is koud.
Il tremble de froid.
Hij rilt door de kou.
Il fait froid.
Het is koud.
Il fait froid aujourd'hui.
Vandaag is het koud.
Il faisait froid hier.
Het was gisteren koud.
Il fait un peu froid.
Het is een beetje koud.
Aujourd’hui, il fait horriblement froid.
Het is verschrikkelijk koud vandaag.
Grand-père a attrapé froid.
Opa is verkouden.
Il fait moins froid aujourd'hui qu'hier.
Het is vandaag minder koud dan gisteren.
Fais attention de ne pas attraper froid.
Let op dat ge niet verkouden wordt.
Faites attention à ne pas attraper froid.
Let op dat ge niet verkouden wordt.
Il fait un peu froid aujourd'hui.
Het is best koud vandaag.