désigner, indiquer, montrer {ww.} tonen
laten zien
uitwijzen
wijzen
vertonen
tentoonspreiden
Voulez-vous me montrer votre passeport, s'il vous plait ?
Wilt u me uw paspoort even laten zien alstublieft?
Regarde bien. Je vais te montrer comment on fait.
Kijk goed. Ik zal je laten zien hoe je dit doet.