Vertaling van infirmité
Inhoud:
Frans
Nederlands
infirmité , maladie {zn.}
ongezondheid
infirmité {zn.}
invaliditeit
gebrekkigheid
gebrekkigheid
Elle souffre d'une maladie contagieuse.
Ze lijdt aan een besmettelijke ziekte.
Avez-vous jamais souffert d'une maladie sérieuse ?
Heb je ooit een ernstige ziekte gehad?
faiblesse , infirmité {zn.}
zwakte
faiblesse , infirmité {zn.}
zwakte
zachtheid
zwakheid
flauwheid
zachtheid
zwakheid
flauwheid