Vertaling van instituteur

Inhoud:

Frans
Nederlands
instituteur [m] (l' ~) {zn.}
leraar [m]
meester
onderwijzer  [m]
instructeur [m]
Il est instituteur.
Hij is leraar.
Je ne suis pas médecin, mais instituteur.
Ik ben geen dokter, maar een leraar.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Il est instituteur.

Hij is leraar.

Je ne suis pas médecin, mais instituteur.

Ik ben geen dokter, maar een leraar.

Je ne suis pas médecin, mais instituteur.

Ik ben geen dokter, maar leraar.