Vertaling van institutrice
Inhoud:
Frans
Nederlands
institutrice {zn.}
instructrice
onderwijzeres
schooljuffrouw
lerares
onderwijzeres
schooljuffrouw
lerares
Voorbeelden in zinsverband
Frans
Nederlands
Qui est ton institutrice ?
Wie is jouw leraar?
Qui est ton institutrice ?
Wie is jouw leraar?
Notre institutrice parle parfois trop vite.
Onze leraar spreekt soms te snel.
Les élèves ont désobéi à leur institutrice.
De leerlingen gehoorzaamden hun leraar niet.
J'ai demandé à mon institutrice ce que je devais faire ensuite.
Ik vroeg aan mijn leraar wat ik nu moest doen.