Vertaling van lit
il/elle lit
hij/zij/het leest
» meer vervoegingen van lezen
Voorbeelden in zinsverband
Il s'assit sur le lit.
Hij zat op het bed.
C'est l'heure d'aller au lit.
Het is tijd om naar bed te gaan.
Vous devriez aller au lit.
Ge zoudt beter slapen.
La bonne garde le lit.
De bekwame bewaking leest het.
Tu préfères aller au lit.
Jij verkiest om naar bed te gaan.
Un bain chaud et ensuite, au lit.
Tijd voor een heet bad, en dan is het bedtijd.
C'est trop tôt pour aller au lit.
Het is te vroeg om naar bed te gaan.
Vous devriez aller tôt au lit.
Je moet vroeg naar bed gaan.
Je me suis allongé sur mon lit.
Ik lig op mijn bed.
Toute la famille était malade au lit.
Het ganse gezin lag ziek in bed.
Elle lit le journal chaque matin.
Ze leest elke morgen de krant.
Il y a un monstre sous mon lit.
Er zit een monster onder m'n bed.
Tom est au lit avec de la fièvre.
Tom ligt in bed met koorts.
Il est grand temps que tu ailles au lit.
Het wordt hoog tijd dat je naar bed gaat.
J'ai dû rester au lit toute la journée.
Ik moest de hele dag in bed blijven.