Vertaling van main
Voorbeelden in zinsverband
Serrons-nous la main !
Laten we handen schudden.
J'ai un livre à la main.
Ik heb een boek in mijn hand.
Il n'a pas levé sa main.
Hij stak zijn hand niet op.
Ma main est dans de l'eau chaude.
Mijn hand is in warm water.
Tom lâcha la main de Marie.
Tom liet de hand van Mary los.
Il posa sa main sur mon épaule.
Hij legde zijn hand op mijn schouder.
Il posa la main gentiment sur son épaule.
Teder legde hij zijn hand op haar schouder.
Tu me tiens la main sur la photo.
Je houdt m'n hand vast op die foto.
Elle s'est fait voler son sac-à-main.
Haar handtas is gestolen.
Il ne faut jamais mordre la main qui vous nourrit.
Bijt nooit de hand die je voedt.
Je lui fis signe de la main en retour.
Ik wuifde terug naar hem.
Il a posé tendrement sa main sur son épaule.
Teder legde hij zijn hand op haar schouder.
La police a arrêté le cambrioleur la main dans le sac.
De politie heeft de inbreker op heterdaad opgepakt.
La main a cinq doigts: le pouce, l'index, le majeur, l'annulaire et l'auriculaire.
De hand heeft vijf vingers: duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.
Rien ne me parait plus tendre qu'un vieux couple qui descend la rue en se tenant par la main.
Niets lijkt me tederder dan een oud koppel dat hand in hand door de straat wandelt.