Vertaling van morceau

Inhoud:

Frans

Nederlands

fragment [m] (le ~), morceau [m] (le ~) {zn.}

stuk
fragment [o]
brok [o]

Donne-moi un morceau de pain, je te prie.

Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?

fragment [m] (le ~), morceau [m] (le ~), pan [m] (le ~), pièce [v] (la ~) {zn.}

stukje [o]
homp
brok [o]
eindje [o]
bonk [m]

Puis-je vous offrir un autre morceau de gâteau ?

Mag ik u nog een stukje gebak aanbieden?