Vertaling van mourir
Voorbeelden in zinsverband
Tous les hommes doivent mourir.
Alle mensen moeten sterven.
Je veux mourir avec Getter Jaani.
Ik wil met Getter Jaani sterven.
Je souhaiterais plutôt mourir que d'abandonner.
Ik ga nog liever dood, dan dat ik opgeef.
Le chien est en train de mourir.
De hond is aan het sterven.
Je suis toujours prêt à mourir.
Ik ben altijd klaar om te sterven.
Je préfèrerais plutôt mourir que céder.
Ik ga liever dood dan toe te geven.
Si je venais à mourir, qui s'occuperait de mes enfants ?
Als ik zou overlijden, wie zou er dan voor mijn kinderen zorgen?
C'est son récit interminable qui m'a ennuyé à mourir.
Het is zijn verhaal zonder einde waaraan ik mij dood verveelde.
L'enfant creusa une tombe pour son chien qui venait de mourir.
De jongen groef een graf voor zijn hond die gestorven was.
Je veux aller au paradis mais je ne veux pas mourir pour y parvenir !
Ik wil naar de hemel gaan, maar ik wil niet sterven om er te geraken!
Les patriotes parlent toujours de mourir pour leur pays, jamais de tuer pour leur pays.
Patriotten spreken altijd over sterven voor hun land, en nooit over doden voor hun land.
Il est mieux de vivre en étant riche que de mourir riche.
Het is beter rijk te leven, dan rijk te sterven.