Vertaling van médecin
Voorbeelden in zinsverband
Il n'est pas médecin.
Hij is geen dokter.
Es-tu médecin ?
Bent u een dokter?
Je suis médecin.
Ik ben arts.
J'ai besoin d'un médecin !
Ik heb een dokter nodig.
Qu'a dit le médecin ?
Wat heeft de dokter gezegd?
J'ignore s'il est médecin.
Ik weet niet of hij dokter is.
Il n'est pas médecin.
Hij is geen dokter.
Il avait l'air d'un médecin.
Hij zag er uit als een dokter.
Un médecin examina Monsieur Brun.
Een dokter onderzocht meneer Brown.
Je ne suis pas médecin, mais instituteur.
Ik ben geen dokter, maar een leraar.
Je ne suis pas médecin, mais instituteur.
Ik ben geen dokter, maar leraar.
Jim n'est pas avocat mais médecin.
Jim is geen advokaat, maar dokter.
Il ne fait plus confiance au médecin.
Hij vertrouwt de dokter niet meer.
Il n'est pas médecin, il est professeur.
Hij is geen arts maar leraar.
Le médecin m'a fait une injection.
De dokter heeft mij een inspuiting gegeven.